De pensioenrichtleeftijd is de fiscale leeftijd voor de maximaal toegestane opbouw van aanvullend pensioen. Dat wil zeggen dat als de werknemer op deze leeftijd met pensioen gaat, hij het meeste fiscale voordeel krijgt. Pensioenuitvoerders gebruiken de pensioenrichtleeftijd voor het berekenen van de pensioenpremie die werknemers en meestal ook werkgevers betalen. De pensioenrichtleeftijd is niet gelijk aan de AOW-leeftijd.
Levensverwachting
Net als de AOW-leeftijd is de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Gaat deze stijgen dan moet de regering de pensioenrichtleeftijd verhogen en deze verhoging minimaal een jaar voor 1 januari van het ingangsjaar aankondigen. Tot 1 januari 2014 was de pensioenrichtleeftijd 65 jaar. Hij steeg naar 67 jaar tussen 1 januari 2014 en 1 januari 2018 en naar 68 per 1 januari 2018. De verhoging heeft geen gevolgen voor de voor 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken en –rechten voor het aanvullende pensioen.
Pensioenpremie
Door de hogere pensioenrichtleeftijd wordt de pensioenpremie wat lager omdat de opbouwperiode langer wordt. Wel betalen de werknemer en u (als u een deel van de premie betaalt) een jaar langer premie.
Gevolgen pensioenregeling
Valt uw organisatie onder een bedrijfstakpensioenfonds dan hebben u en uw werknemers te maken met de afspraken tussen sociale partners op bedrijfstakniveau. Heeft u een eigen pensioenregeling dan is er voor een verhoging van de pensioenleeftijd instemming nodig van de personeelsvertegenwoordiging of ondernemingsraad. U moet dan met hen overleggen. Dit is niet nodig als in uw pensioenregeling is opgenomen dat de pensioenleeftijd meebeweegt met de fiscale pensioenrichtleeftijd.
Pensioengat
De AOW-gerechtigde leeftijd is 66 jaar in 2018. De pensioenrichtleeftijd ligt dus twee jaar boven de AOW-leeftijd. Het gevolg is dan een pensioengat als een werknemer op zijn AOW-leeftijd met pensioen gaat. Hij krijgt dan tussen zijn 66ste en 68ste alleen een AOW-uitkering.
Eerder met pensioen
Een eerste oplossing voor dit pensioengat is het aanvullende pensioen eerder in te laten gaan dan de pensioenrichtleeftijd. De meeste pensioenregelingen bieden deze keuze aan de werknemer aan. Het pensioen moet dan wel blijven voldoen aan de fiscale regels. De werknemer bouwt bij zo’n vervroegd pensioen geen fiscaal maximaal aanvullend pensioen op. Het opgebouwde pensioen van de werknemer moettot de pensioenleeftijd (bijvoorbeeld 66) worden verdeeld over een groter aantal pensioenjaren. De werknemer krijgt hierdoor een lagere pensioenuitkering. Pensioenregelingen kunnen mogelijkheden bieden om dit tekort aan te vullen. De werknemer moet hier dan wel tijdig gebruik van maken.
Langer doorwerken
Een andere oplossing voor het pensioengat is dat de werknemer doorwerkt na de AOW-pensioendatum. Hiervoor moet u in overleg met de werknemer de in de arbeidsovereenkomst opgenomen ontslagdatum aanpassen.
Communicatie en personeelsbeleid
Licht uw werknemers tijdig voor over verhogingen van de pensioenrichtleeftijd. Informeer ze daarnaast goed over de mogelijkheden om eerder of later met pensioen te gaan en over de opties om pensioentekorten aan te vullen. Of let erop dat de pensioenuitvoerder hierover voldoende informatie verstrekt. Zorg daarnaast voor een beleid voor langer doorwerken. Denk aan het aanpassen van werkzaamheden of werktijden voor oudere medewerkers.
Nog veel meer lezen over loonkostenvoordelen? Download dan het e-book Wegwijs in Arbeidsvoorwaarden