Een werknemer heeft minimaal drie maanden recht op een WW-uitkering. De duur van de WW-uitkering hangt af van iemands arbeidsverleden. Voor een uitkering van drie maanden moet een werknemer voldoen aan een ‘wekeneis’. De werknemer moet de afgelopen 36 weken dan minimaal 26 weken gewerkt hebben.
Jareneis
De werknemer heeft recht op een langere WW-uitkering als hij ook aan de jareneis voldoet. Hiervoor moet hij in de vijf kalenderjaren voordat hij werkloos werd, minstens vier kalenderjaren voldoende hebben gewerkt. Daarbij moet hij in een jaar minimaal 208 uur sv-loon (socialeverzekeringsloon, loon waarover werknemer belastingen en sociale premies betaalt) hebben gekregen. Bij het arbeidsverleden horen soms ook jaren waarin iemand niet werkte, bijvoorbeeld vanwege de zorg voor een jong kind of mantelzorg.
WW-duur complex
De duur van de WW-uitkering zit complex in elkaar. Zo geldt de jaareis van 208 of meer uren sv-loon in een jaar vanaf 1 januari 2013. Tot 1 januari 2013 telt een jaar mee als arbeidsverleden als een werknemer over minstens 52 dagen sv-loon kreeg.
Daarnaast maakt het verschil of het arbeidsverleden korter of langer is dan tien jaar. Is het korter dan tien jaar dan heeft de werknemer voor ieder volledig kalenderjaar recht op een maand WW-uitkering. Acht jaar arbeidsverleden betekent dus acht maanden WW. Bij een arbeidsverleden van tien jaar of langer heeft de werknemer voor ieder jaar voor 1 januari 2016 recht op een maand WW. Dat recht is een halve maand voor alle jaren arbeidsverleden na 1 januari 2016. Iemand die vanaf 2000 werkt, heeft dus bij werkloosheid vanaf 1 januari 2019 recht op zeventien maanden WW (zestien maanden voor 2000-2016 plus twee keer een halve maand voor 2017-2018).
Fictief
Om het nog ingewikkelder te maken, kan sprake zijn van een ‘fictief’ arbeidsverleden. Dit bestaat uit de jaren vanaf het jaar dat een werknemer achttien werd tot en met 1997. Het maakt daarbij niet uit of hij in die periode wel of niet werkte.
Voor degenen die op 1 januari 2016 meer dan 24 jaar arbeidsverleden hadden, berekent het UWV de WW-duur weer anders. UWV trekt dan een aantal maanden van de WW af. Ieder kwartaal vanaf 1 januari 2016 betekent een maand minder WW-uitkering tot een minimum van 24 maanden WW-duur.
Reparatie in cao
Tot slot kunnen werkgevers en werknemers de WW-duur repareren tot maximaal 38 maanden. Zij moeten dit dan wel afspreken in een cao. Het kabinet ging op 6 september 2017 akkoord met deze mogelijkheid die voortkomt uit het sociaal akkoord van april 2013. Een eigen privaat fonds van de sociale partners, de Stichting Private aanvulling WW en WGA (PAWW), beheert de premies en uitkeringen. De werknemers in de betreffende branche betalen hiervoor premie uit hun brutoloon. Deze premie bedraagt 0,20 procent in 2018 en stijgt jaarlijks met 0,10 procent tot 0,60 procent in 2022. Hun werkgever draagt deze af aan PAWW. In juli 2018 vielen er 400.000 werknemers onder de PAWW. De stichting verwacht dat het op 1 januari 2019 anderhalf miljoen werknemers zullen zijn.
PAWW-premie
Houd afspraken over een WW-reparatie in uw branche goed in de gaten. U kunt uw loonadministratie dan tijdig aanpassen aan de premieafdracht voor de PAWW.
Nog veel meer lezen over loonkostenvoordelen? Download dan het e-book Wegwijs in Arbeidsvoorwaarden