Hybride werken. Het staat in dit interview centraal, maar toch… de term zal hier niet vaak terugkomen. Logisch, want Japke-d. Bouma is de schrijfster van verschillende boeken over kantoortaal, en in haar NRC-columns trekt ze regelmatig ten strijde tegen de aller irritantste ‘jeukwoorden’, zoals ze onnodig jargon noemt.
“En zo’n jeukwoord is ‘hybride werken’ natuurlijk ook”, zegt ze. “Het is zo’n begrip dat iedereen tegenwoordig gebruikt, maar iedereen bedoelt er weer net iets anders mee. Het is te vergelijken met een andere term die je zo'n 10 jaar geleden regelmatig hoorde: het Nieuwe Werken. Ook daarvan was nooit duidelijk wat het precies betekende. Dus ik gebruik dit soort termen liever niet.”
Wreed experiment
Toch is Bouma een van de sprekers op 14 december bij het ‘Congres HR Trending Topics 2022’. En tijdens dit congres gaat het onder andere over – hier komt ‘ie nog één keer – het hybride werken. Want jeukwoord of niet, Bouma heeft hier wel degelijk ideeën over. “De coronacrisis is een wreed experiment. Het laat ons zien dat het mogelijk is om op een andere manier te werken. Vroeger was het vanzelfsprekend dat iedereen iedere dag naar kantoor ging; slechts een enkeling werkte af en toe thuis.”
Maar de coronacrisis heeft laten zien dat het ook anders kan. “Door middel van goede software kunnen we contact houden zonder op locatie aanwezig te zijn”, zegt Bouma. “Niet langer zitten we gevangen in rumoerige kantoortuinen, niet langer staan we iedere dag in de file. We moeten de voordelen die we hebben ervaren van thuiswerken, zeker niet weggooien.”
Geen kantoor meer?
En dus zouden werkgevers op het idee kunnen komen om dat hele kantoor maar op te doeken. Daarmee besparen ze niet alleen op de maandelijkse huurkosten, maar ook op ov-jaarkaarten en pittig geprijsde de lease-auto's.
Volgens Bouma is die gedachte niet onrealistisch. “Maar ik denk hierbij vooral aan creatieve bedrijven zoals softwareontwikkelaars en architecten. Die kunnen prima voor een groot deel zelfstandig werken, en bijvoorbeeld twee keer per maand samenkomen voor een teamoverleg. En dat hoeft dan niet per se in het bedrijfspand. Je kunt ook kiezen voor een koffiebar, een vergaderzaal in een hotel, of in een museum. Maar dit werkt zeker niet voor alle bedrijven.”
En Bouma waarschuwt: we moeten ook weer niet doorschieten. Want het wrede experiment bracht volgens haar ook andere zaken aan het licht. “Ik zelf zit in een bevoorrechte positie. Ik woon in een ruim huis, en ik kan mijn werk uitstekend uitvoeren zonder voortdurend overleg met mijn collega's. Maar dat geldt niet voor iedereen. Sommige werknemers zijn juist klein behuisd, met heel veel mensen om zich heen. Of ze voelen zich eenzaam. En ze hebben geen lekkere stoel, of überhaupt geen plek voor een werkkamer.”
Tweedeling: bezwaren van hybride werken
Een mogelijke oplossing: laat sommige mensen thuiswerken, en anderen op kantoor. Maar hiermee dreigt volgens Bouma ook weer meteen een ander probleem. “De thuiswerkers zijn dan vaak in het nadeel. Want je moet niet gek opkijken als juist de mensen op kantoor sneller doorgroeien naar de hogere functies. Die hebben de gelegenheid om iedere dag te slijmen bij de baas. En dus zal die baas ook aan hen denken als er een nieuwe functie vrijkomt. Denken dat je alleen door hard en goed werken vanzelf wel hogerop komt, is namelijk een illusie. Heb je je nooit afgevraagd hoe juist die mooie functies worden vervuld door absolute leeghoofden?”
Daarmee zijn we aanbeland bij een ander bezwaar van ‘hybride werken’: werken op afstand bemoeilijkt het werk van de manager. “Als iedereen bij elkaar in een pand zit, kun je mensen gemakkelijker bij elkaar brengen. Je stapt gewoon op Willem en Naomi af en vraagt hen om even samen te overleggen over dat en dat probleem. En als je een mededeling wilt doen aan iedereen, is het heel makkelijk om mensen op korte termijn bij elkaar te krijgen. In een situatie waarin een deel van de medewerkers thuiswerkt, moet je als manager verder vooruit denken, en kost het meer moeite om met iedereen in contact te komen.”
Geen managers meer?
Alle managers afschaffen kan dan ook zeker niet, vindt zij. “Natuurlijk, slechte managers moet je inderdaad ontslaan. Maar aan goede managers zal altijd behoefte blijven. Of medewerkers nu op kantoor zitten of thuis, managers vervullen een belangrijke rol. Niet alleen zorgen ze ervoor dat de doelstellingen worden behaald, ook houden ze een vinger aan de pols: zit iedereen nog goed in zijn vel? Wordt er niemand eenzaam, is niemand zich aan het verbergen? En hoe zit het met nieuwe medewerkers: worden die nog wel goed opgevangen en ingewerkt? Inderdaad, een manager is verantwoordelijk voor ieders welzijn. En ja, je zou zo iemand kunnen aanduiden met een hippe term als ‘happiness officer’. Maar je begrijpt dat ik wel de laatste ben die voor die naam zou pleiten.”