Minister Karien van Gennip (CDA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid trok alles uit de kast om de senatoren te overtuigen van de wet. Ze maakte extra geld vrij voor regionale desks om ondernemers te ondersteunen, schoof de handhaving voor kleinere bedrijven met 2 jaar op, zwakte de wet af en hield vurige pleidooien: “Al meer dan 50 jaar – zolang ik leef – is de politiek bezig om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken. Hierbij wordt veel overgelaten aan de zelfregulering van werkgevers. Het werkt niet. Er is in die 50 jaar weinig veranderd en voor sommige groepen is arbeidsmarktparticipatie zelfs afgenomen.”
Het mocht niet baten. Zowel de voor- als tegenstemmers benadrukten dat ze allemaal tegen arbeidsmarktdiscriminatie zijn, maar de tegenstemmers denken niet dat deze wet het juiste instrument is om dit probleem aan te pakken.
Wervings- en selectieproces vastleggen op papier
De wet zou bedrijven met meer dan 25 werknemers verplichten om hun wervings- en selectieproces schriftelijk vast te leggen en voor te leggen aan de ondernemingsraad. Het bedrijf moest beschrijven hoe het te werk gaat bij het invullen van een vacature en welke maatregelen het neemt om discriminatie in het proces te voorkomen. Voor bedrijven met minder dan 25 werknemers is het voldoende om hun beleid alleen mondeling toe te lichten bij een eventuele controle door de arbeidsinspectie.
Hoe werkgevers hun sollicitatieproces objectief konden inrichten, zou vastgelegd worden in aanvullende regels. De wet bevatte wel enkele denkrichtingen, zoals anoniem solliciteren en het voorafgaand aan de werving de functie-eisen vastleggen.
Versterken ondernemingsraad
Grootste tegenstemmers tegen de wet waren de BBB (16 zetels) en de VVD (10 zetels). De BBB ziet de wet als een afvinklijst en lastenverzwaring voor werkgevers. Zij zetten liever in op het versterken van ondernemingsraden, die kunnen toezien op werving en selectie zonder discriminatie.
VVD pleitte voor een pilot
De VVD had in de Eerste Kamer een derde debat ingelast om de minister via een motie te dwingen eerst een pilot te draaien. Maar daar voelde Van Gennip niets voor, omdat er volgens haar al voldoende onderzoeken en pilots zijn uitgevoerd. Een nieuwe pilot zou alleen maar extra kosten met zich meebrengen en onnodige vertraging veroorzaken.
Ze lichtte er specifiek 2 onderzoeken uit. Een daarvan was de pilot van TNO uit 2021, waarbij met 19 werkgevers in de praktijk is onderzocht of aanpassingen in het werving- en selectieproces om objectief te recruiten uitvoerbaar zijn. De conclusie is helder, zo staat in het rapport: “Werkgevers zijn enthousiast en blijven de aanpak ook na de pilot toepassen.” En: “Objectiveren in werving en selectie draagt bij aan gelijke kansen voor kandidaten.”
Het andere onderzoek waar de minister naar verwees, is de Community of Practice van werkgeversorganisatie AWVN. In die community worden werkgevers een jaar lang begeleid ‘met een bewezen methode die inclusieve werving en objectieve selectie bevordert’, aldus de AWVN.
Aan die community hebben inmiddels 70 werkgevers meegedaan, zowel grote als kleine bedrijven. En zowel AWVN als werkgevers zijn enthousiast, zegt Van Gennip.
Afzwakking van de wet
Om de VVD toch tegemoet te komen, stuurde Van Gennip de avond voor de stemming een Kamerbrief waarin ze beloofde de wet af te zwakken, zodra de wet was aangenomen. Zo zou de verplichting om het wervings- en selectieproces schriftelijk vast te leggen gaan gelden voor bedrijven vanaf 50 werknemers, in plaats van vanaf 25. Voor kleinere bedrijven zou de verplichting om het mondeling toe te kunnen lichten zelfs helemaal vervallen.
De brief had niet het gewenste effect. Er werd opnieuw een debat aangevraagd en de stemming uitgesteld.
Motie voor extra pilot ook verworpen
In dat vierde debat bleek dat de VVD de argumenten en de afzwakking van de wet niet overtuigend genoeg vond en bleef vasthouden aan een extra pilot. Maar de motie om dit af te dwingen werd, net als de wet, verworpen.