In het 26 pagina's tellende hoofdlijnenakkoord is vooral aandacht voor migratie en landbouw, maar er staan ook punten in over de arbeidsmarkt die relevant zijn voor HR. PW. heeft ze op een rij gezet.
Hervorming arbeidsmarkt
De nieuwe coalitiepartijen willen meer zekerheid op de arbeidsmarkt creëren door in te zetten op meer vaste contracten voor werknemers, het reguleren van de uitzendsector en het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
De partijen willen daarom in ieder geval doorgaan met de wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA).
Personeelskrapte in de zorg
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft ‘grote prioriteit’ voor het aanstaande kabinet. Het wil werken in de zorg aantrekkelijker maken door middel van meer autonomie, loopbaanperspectief, goede arbeidsvoorwaarden en beperking van regeldruk en administratieve lasten, bijvoorbeeld door meer innovaties. Personeel in loondienst moet de eerste keuze krijgen bij roosterindeling
Over andere beroepsgroepen met personeelskrapte staat niets vermeld in het akkoord.
Vestigingsklimaat: beschikbaarheid talent
In bredere zin hebben de partijen wel iets beschreven over het vestigingsklimaat. Zo wil de coalitie prioriteit geven aan het versterken van de kenniseconomie, innovatie en de beschikbaarheid van talent. Verder moet er bij de invoering van nieuwe wetten en beleid meer rekening worden gehouden met de gevolgen voor kleine ondernemers, bijvoorbeeld wat betreft kosten en risico’s. Zo moet het mogelijk blijven om mensen in dienst te nemen. Het invullen en concreet maken van deze plannen wordt overgelaten aan de ministeries.
Arbeidsmigratie: extra regels
Het aanstaande nieuwe kabinet gaat verder met het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (‘rapport Roemer’). Het wil dan ook malafide uitzendconstructies hard aanpakken en de uitzendbranche en wervingsbureaus reguleren door een toelatingsstelsel (WTTA).
Daarnaast willen de partijen nieuwe, scherpere regels met betrekking tot arbeidsmigratie invoeren:
- Arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, worden tewerkstellingsvergunningplichtig. De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) moet, ook op deze groep, extra handhaven.
- Werkgevers van arbeidsmigranten (niet-Nederlandse ingezetenen) worden verantwoordelijk voor overlast en kosten van arbeidsmigranten zonder reguliere huisvesting (shortstay en midstay). Zij moeten daarvoor afspraken maken met gemeenten waarin hun werknemers short- en midstay worden gehuisvest. Bevorderd wordt om medeoverheden meer ruimte te laten voor huisvesting op het eigen terrein van de werkgever.
- Bij langdurig verblijf krijgen werkgevers ook een verantwoordelijkheid voor het leren van de Nederlandse taal door deze werknemers.
- Bezien wordt of en zo ja, welke fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling (ETK-regeling) worden versoberd. Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van dat verblijf, de zogenoemde extraterritoriale kosten. Voor het vergoeden van die kosten kun je als werkgever kiezen: vergoeden van de werkelijke extraterritoriale kosten of onder voorwaarden toepassen van de 30%-regeling.
Kennismigratie: kwalificatie-eisen aangescherpt
De nieuwe coalitiepartijen willen de kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling aanscherpen en verhogen. Ook hier moet de precieze invulling nog duidelijk worden.
Werken moet meer lonen
Zoals al jaren wordt geroepen, moet werken meer lonen, met name voor de middeninkomens. Dat willen ze bereiken door verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen. Wetgeving daartoe gaat dit voorbereiden. Daarnaast willen de partijen een lastenverlichting doorvoeren op arbeid, bijvoorbeeld via het introduceren van een extra schijf in de inkomstenbelasting.
Lonen niet meer indexeren
Tot slot willen de nieuwe coalitiepartijen lonen niet meer indexeren als de uitgaven van het kabinet te hoog uitvallen en ze boven het afgesproken bruto binnenlands product (bbp) van maximaal 2,8% uitkomen.