Cijfers van het CBS (mei 2018) laten zien dat in 2016 maar negentien procent van de 895.000 zzp’ers met een hoofdinkomen uit ondernemerschap zich had verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Het percentage verzekerden was de jaren ervoor steeds gedaald. In 2011 betaalde nog ruim 23 procent van de zzp’ers premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov).
Jongere zzp’ers
De verzekerde zzp’ers betalen gemiddeld 6,7 procent van hun bruto-ondernemersinkomen aan aov-premie. Uit de gegevens van het CBS blijkt verder dat jongere zzp’ers het minst vaak verzekerd zijn tegen arbeidsongeschiktheid. In 2016 betaalde slechts 7 procent van de zzp’ers tot 25 jaar een aov-premie. Van de zzp’ers tussen 25 en 45 jaar was 21 procent verzekerd. Voor de 45- tot 65-jarigen was dat bijna 20 procent.
Kosten drempel
Uit onderzoek van ZZP Barometer van eind juli 2018 onder 992 zzp’ers blijkt dat vergeleken met 2017 7,2 procent meer overweegt om zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Het aantal zzp'ers met een aov is ook in dit onderzoek behoorlijk aan de lage kant, namelijk 38 procent. De hoge kosten zijn de belangrijkste reden om geen aov af te sluiten. Volgens ZZP Barometer hebben zzp’ers gemiddeld 144,32 euro per maand over voor een aov.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Zzp’ers kunnen zich verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid door zelf geld te reserveren. Daarnaast kunnen ze een verzekering afsluiten. Dat kan via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) of een ‘collectieve’ aov via een branche- of beroepsorganisaties, of een zzp-belangenvereniging. Daarnaast kunnen werknemers of uitkeringsgerechtigden die zelfstandig ondernemer worden een vrijwillige Ziektewet- of WIA-verzekering bij UWV afsluiten.
Broodfonds
Ook kunnen zzp’ers zich voor de eerste twee jaar van de arbeidsongeschiktheid verzekeren als deelnemer aan een broodfonds. Dit bestaat uit ondernemers die samen iedere maand geld reserveren. Wordt een zzp’er ziek dan krijgt hij van de anderen in het broodfonds maandelijks een schenking om van rond te komen.
Arbeidsongeschiktheidscriterium
Bij een aov kiest de zzp’er zelf welk inkomen hij wil verzekeren. De uitkering berust op de mate van arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts bepaalt het arbeidsongeschiktheidspercentage na een medische keuring.
Van belang is verder het arbeidsongeschiktheidscriterium. Bij beroepsarbeidsongeschiktheid beoordeelt de verzekeraar alleen of de zzp’er nog zijn eigen beroep kan uitoefenen. Is dat niet het geval, dan krijgt hij een uitkering. Daarnaast is er het criterium ‘passende arbeid’, waarbij de verzekeraar op basis van iemands opleiding, ervaring en vaardigheden kijkt welk passend werk hij kan doen. Bij ‘gangbare arbeid’ beoordeelt de verzekeraar los van de eerdere functie en ervaring of de zzp’er nog ander, algemeen geaccepteerd werk kan doen. Bij passende en nog meer bij gangbare arbeid is de kans op een uitkering een stuk kleiner dan bij beroepsarbeidsongeschiktheid.
Belastingaftrek
Als zzp’ers geen maatregelen treffen om arbeidsongeschiktheid op te vangen, dan hebben ze een inkomensval of zelfs helemaal geen inkomsten. Ze zullen zich dus moeten verzekeren of een reserve moeten opbouwen voor een langere arbeidsongeschiktheidsperiode. De kosten lijken de belangrijkste drempel voor het afsluiten van een aov. Een zzp’er die door de Belastingdienst erkend is als ondernemer kan de premie voor een aov echter aftrekken van zijn inkomstenbelasting. De nettokosten kunnen hierdoor meevallen.
Nog veel meer lezen over loonkostenvoordelen? Download dan het e-book Wegwijs in Arbeidsvoorwaarden