Die diagnose werd bij Bolhuis in de lente van vorig jaar gesteld. Er werd een operatie gepland en dat leek in eerste instantie voldoende. “Ik had natuurlijk verdriet en mijn focus lag op het verwerken van het verlies en het herstel na de operatie. Maar na een paar weken bleek dat het ook in de klieren zat en het advies was om verder te behandelen”, zegt ze. Die behandeling bestond uit bestralingen en daarna, vanaf november vorig jaar, uit chemotherapie. Ze slikt nu nog hormoonpillen die moeten helpen de kanker niet meer te laten terugkeren.
Het belang van preventie
Hoe kijkt Bolhuis terug op die zware periode? “Vanaf het moment dat je te horen krijgt dat je kanker hebt, gaan alle alarmbellen rinkelen. Ik heb me eraan vastgehouden dat de meeste mensen kunnen herstellen van borstkanker. Maar de focus ligt vooral op overleven en je bent alert op de behandeling en de diagnose, alles wat met het lichaam te maken heeft.”
Ze is echter ook direct met de mentale kant aan de slag gegaan. “Met hulp van andere mensen buiten de reguliere zorg om. Ik heb bijvoorbeeld hulp gehad van een screeningsconsulent die ook mijn werk en mijn gezin erbij betrokken heeft. Door mijn ziekte ben ik nog sterker gaan beseffen hoe belangrijk preventie is. Hoe beter je werkt aan je vitaliteit en je veerkracht, hoe beter je mentaal in je schoenen staat als het tegenzit in het leven.”
In beweging blijven
De mentale focus lag voor Bolhuis op aandacht voor verlies en je overgeven aan de behandeling. “Dat is een keuze. Dat heeft me veel geholpen; ik heb me niet verzet en ben niet boos geweest. Ik wist dat een op de zeven mensen borstkanker krijgt. Dat is heel veel. Ook vitaliteit in fysiek opzicht was voor Bolhuis belangrijk.
“Hoe beter je erin gaat, hoe beter je eruit komt, is mijn overtuiging. Ik was gezond, maar realiseerde me dat ik in beweging moest blijven. Ik heb veel gewandeld, ook tijdens de behandelingen. Ook al waren het maar kleine stukjes. Ik heb met de oncologische fysiotherapeut ook aan krachttraining gedaan.”
Na de chemotherapie krabbelde Bolhuis weer op. “Ik maakte me wel zorgen over mijn brein en vroeg me af hoe ik ooit weer in een gezonde denkmodus terecht kon komen. Mijn wereld was heel klein geworden. De belangrijkste doelstellingen waren op sommige dagen dat ik zorgde dat ik gedoucht was en drie maaltijden kreeg. Dan is je werk heel ver weg.”
Zekerheid en vertrouwen
Denken aan werk kon ook op afstand blijven door de financiële zekerheid die Bolhuis had. “Ik hoefde me geen zorgen te maken over mijn inkomen als ik mijn baan mocht kwijtraken. Zulke zorgen staan je herstel in de weg. Die kunnen maken dat je te snel weer aan de slag gaat of juist dat je verlamd raakt en niets meer doet. Bij mijn werkgever is het zo geregeld dat ik ook een vangnet heb als ik in het tweede spoor terechtkom, dus op zoek moet naar ander werk. Bovendien zijn er veel mogelijkheden om in een andere functie te gaan werken als ik niet meer in mijn oude functie kan werken.”
Niet iedereen is Louis van Gaal
Daarnaast is belangrijk dat niet alleen jij, maar ook je werkgever het vertrouwen heeft dat het weer goed komt. “Je hebt als kankerpatiënt tijd nodig om je ziekte mentaal te verwerken en fysiek aan te sterken. En de hoeveelheid tijd is voor iedereen anders. Dat maakt het grillig. Je kunt als werkgever dus geen richtlijn stellen voor hoe lang iemand nodig heeft om te herstellen. Het was heel goed van Louis van Gaal dat hij tussen de bestralingen door gewoon werkte, maar dat helpt niet bij de beeldvorming over de impact die kanker heeft. In de berichtgeving leek het gemakkelijk.”
Duurzaam betekent: in goede en slechte tijden
Door haar ziekte heeft Bolhuis ervaren dat duurzaam werkgeverschap niet alleen gaat over wat je doet in goede tijden, maar vooral hoe je werknemers helpt als het minder gaat. “Geef mensen de ruimte om hun eigen tempo te kiezen en leg vooral geen druk op. Bellen met een collega kan prima, als het maar over koetjes en kalfjes gaat. Als iemand over werk begon, merkte ik dat ik het al snel niet meer kon volgen. Dat kon ik er tijdens de behandelingen niet bij hebben. Het gaf ook duidelijkheid bij mijn collega’s. Die wisten: Martine werkt nu echt even niet.”
Lees ook: Hoe pak je beroepsziekte nummer 1 aan?
Als collega’s en werkgevers verwachten dat iemand na een behandeling wel weer even komt werken, slaan ze de plank volledig mis, zegt Bolhuis. “Dat maakt alleen maar dat mensen zich gaan terugtrekken, waardoor de afstand tot het werk juist groter wordt.”
Beginnen met een half uur per dag
Het niet werken duurde bij Bolhuis in totaal vier maanden, tijdens de chemotherapie. Stapje voor stapje is ze daarna weer gaan opbouwen: “Ik ben begonnen met een half uur per dag en nu zit ik op vijf uur per dag. Tijdens de bestralingen heb ik enkele uren per dag gewerkt, maar ik ben wel het hele jaar ziek geweest. Daardoor komt nu de Wet poortwachter in beeld. Ik merk dat dat niet past bij mijn beleving: dat proces sluit niet aan op waar ik mee bezig ben. Ik wil re-integreren en dit traject leidt mij daarvan af. Ook nog bezig zijn met de mogelijkheid om ander werk te gaan doen kost te veel energie. Ik kan me voorstellen dat veel mensen dan gaan afhaken.”
Lees ook: Hoe bevorder je de lichamelijke gezondheid van je werknemers?
Relatie sterker dan voorheen
Bij een duurzame relatie hoort openheid van beide kanten, zegt Bolhuis tot slot. “Ik ben vanaf het begin open geweest over mijn ziekte tegenover collega’s, zodat ze deelgenoot waren van het proces. Dat maakte het voor hen makkelijker om even een appje te sturen of te bellen. Daardoor kwam ik niet in een isolement terecht.”
Die openheid kan de werkgever stimuleren: “Die mag misschien niet naar medische details vragen, maar je mag altijd vragen hoe het ermee is. De medewerker kan dan zelf bepalen wat hij wil delen. Hou contact tijdens de ziekte, maar ook tijdens het terugkeren naar werk. Want dat is meer dan alleen maar weer naar kantoor komen, zeker nu we hybride werken. Ik heb het nu bijvoorbeeld nodig om afspraken te maken voor die paar uur dat ik werk, zodat ik zeker weet dat ik mensen ontmoet. Ook dat is een investering in een langdurige relatie. Lukt het om weer goed terug te komen in je werk, dan is die relatie veel steviger dan voorheen. Ik waardeer het dat ik aan mijn werkgever ook kan vertellen dat het niet goed gaat en dat ik rust nodig heb. Dat ik grenzen kan stellen aan het contact dat ik heb. Anderen in het bedrijf zien het als de werkgever de relatie met de medewerker serieus neemt. Dat vergroot ook bij hen het vertrouwen.”
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Centraal Beheer